Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen ging Obadja Achab tegemoet, en [25]zeide het hem aan; en Achab [26]ging Elia tegemoet. 25. Te weten, dat Elia kwam en begeerde voor hem te verschijnen. 26. Niet om hem met vriendelijke eerbieding, maar met smadige scheldwoorden te onthalen, en te beschuldigen over de langdurige droogte.